zondag 11 mei 2025 19.30 uur:
BWV 12
Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen
Beste lezer, deze cantate begint wel in diepe treurnis. Maar ze toont een opgaande lijn naar vreugdevolle overgave. Het is een vroege cantate van Bach. Waarin, zoals vaak in zijn tijd in Weimar, naast de violen ook de altviolen nog dubbel bezet zijn. Al die strijkers omringen de hobo, in haar weemoedige klacht waarmee de cantate opent.
Het koor sluit aan met een indringend “Weinen, Klagen, Sorgen, Zagen”, gezongen op het fundament van een twaalf keer herhaald (in Bachs tijd gangbaar) neerdalend thema. Vele jaren later zal Bach in Leipzig deze muziek, met al die wrange akkoorden, opnieuw gebruiken voor het “crucifixus” in zijn Hohe Messe.
De thematiek van de cantate wordt vervolgens treffend samengevat in een alt-recitatief, door de strijkers begeleid. Terwijl de alt nog in bittere mineur zingt, spelen de violen daar dwars doorheen één lange opgaande lijn in majeur: de toonladder van C groot! “Langs de weg van beproevingen komen we uit in het rijk van God.” Vervolgens bezingt de alt, in een ernstige aria, hoe verdriet en vreugde altijd met elkaar verbonden zullen blijven, maar troost te vinden is in het grotere lijden van Christus.
Met allemaal elkaar navolgende opwaartse motieven in de soloviolen en de cello zingt de bas daarna zelfverzekerd dat hij Christus wil volgen, zowel in tijden van voorspoed als ook bij tegenslag. En de tenor, tenslotte, bemoedigt ons met de gedachte dat straks alle pijn voorbij en vergeten zal zijn. En plotseling klinkt daar dan doorheen de trompet, met de melodie van het koraal “Jesu, meine Freude”.
Samen ronden we de cantate af met het slotkoraal “Was Got tut das ist wohlgetan”, waarin Bach aan de trompet een extra feestelijke vijfde stem geeft.